dinsdag 22 maart 2011

Neutraliteit als keuze


In zijn uitstekende blog schrijft Jan Dirk Snel (@jdsnel) vandaag een stukje over de onmogelijkheid van de neutrale overheid. Het blog vind je hier. Hoewel boeiend slaat hij de plank in dit blog mis.
Snel stelt dat de overheid niet neutraal is en dat ook niet kan zijn. De overheid moet er - als ik hem goed begrijp - slechts naar streven om zich fatsoenlijk en ten opzichte van iedereen gelijkelijk te gedragen. Hij zegt (ik neem een paar zinnen her en der over uit het blog):
[De overheid is niet neutraal] ... en dat is ook niet de bedoeling. Elke vier, vijf jaar, soms eerder, gaan we naar de stembus om voor diverse gremia volksvertegenwoordigers te kiezen. De kandidaten voor die functie hebben ideeën over het goede leven.... De wet is de uitkomst van politieke beraadslaging. De wet is dan ook bepaald niet neutraal. Die is zo partijdig als wat. ... De overheid is niet neutraal. Maar ze is er wel voor alle burgers en daarom is het wel verstandig als ze zich zo neutraal en pluriform mogelijk presenteert.
Allereerst is het standpunt van Snel innerlijk tegenstrijdig. Hij zegt - terecht - dat het belangrijk is dat de overheid zich als neutraal presenteert. Daarmee impliceer je volgens mij alleen ook - eveneens terecht - dat de overheid in zijn handelen naar neutraliteit moet streven. Het zou immers raar zijn om je te presenteren als iets dat je expliciet niet bent en ook niet wil zijn. 
In zijn blog gaat hij ook in op de vraag naar de rechtmatigheid van overheidshandelen. Welk overheidshandelen kan de toets van rechtmatigheid doorstaan & welk handelen valt daarbuiten? Ik denk  dat vraag naar de rechtmatigheid van overheidshandelen nauw verwant is met de neutraliteitspresumptie van dat handelen. Ik kom daar zo op terug.
Allereerst het onderscheid dat Snel maakt tussen rechtmatig en onrechtmatig overheidshandelen. Het komt met voor dat dit onderscheid (dat wel heel nauw toegesneden lijkt op bepaalde praktische discussies - waar ik overigens zeer goed bekend mee ben) niet werkt. Als ik hem goed begrijp zegt hij: in een democratie doet de overheid wat hij wil, tenzij er sprake is van een grondrecht. Een grondrecht lijkt hij vervolgens te zien als een historisch artefact dat bepaalde gebruiken canoniseert. Deze manier van kijken maakt niet duidelijk waarom dit zo is - waarom mag een overheid niets zeggen over deze historische artefacten? Sterker nog: in deze manier van kijken worden de bewuste grondrechten geheel buiten de rechtsgemeenschap geplaatst. De overheid en de wetgever kunnen van alles - tenzij ze aanlopen tegen iets dat toevallig zo gegroeid is. Dan moeten ze hun mond houden en het hoofd buigen - zonder dat precies duidelijk wordt waarom. Een dergelijke manier van kijken zal niet lang standhouden. Nu al hoor je mensen (vooral in de VS) klagen over de dictatuur van ongekozen rechters, die democratisch tot stand gekomen wetten buiten werking plaatsen. Als je grondrechten behandelt als een vreemd lichaam zullen ze na verloop van tijd verdwijnen - het omgekeerde, denk ik, van wat Snel wil bereiken.

Veel eerder lijkt het antwoord mij gelegen in het beginsel van de neutraliteit van de overheid. De vraag die hierbij wel beantwoord moet worden is waarin die neutraliteit precies bestaat.

Ik ben het natuurlijk met Snel eens dat de overheid keuzes moet maken en daarbij voorkeuren moet wegen. En dat hij door het een te doen het ander moet laten - elke euro die wordt uitgegeven aan defensie wordt niet uitgegeven aan onderwijs en vice versa. Suggereren dat iemand het hier niet mee eens zou zijn is een stroman. Datzelfde geldt voor de invulling van neutraliteit als regels die voor iedereen gelden. Er zijn talloze niet-neutrale regels denkbaar die niettemin voor iedereen van toepassing kunnen worden verklaard. De regel dat iedereen met een hond hondebelasting moet betalen geldt voor iedereen  - maar is alleen maar van toepassing voor hondenbezitters. Op dezelfde manier kunnen allerlei discriminerende maatregelen neutraal geformuleerd worden - zonder dat je ook maar  een begin hebt gemaakt met het beantwoorden van de vraag naar hun neutraliteit.

Een betere opvatting van neutraliteit is dat de overheid - én iedereen die zich met het politieke debat bezighoudt - zich bij al zijn handelen afvraagt of de redenen die die bij dat handelen horen redelijkerwijs veralgemeniseerbaar zijn. Als de overheid zich dit af blijft vragen dan zal daaruit een handelen voortvloeien dat wellicht niet aan de voorkeuren van iedereen beantwoordt (dat is onmogelijk), maar dat wel (althans in theorie) met de voorkeuren van een ieder rekening heeft gehouden. Dit betekent - en dat is de crux waar wij denk ik van mening verschillen - dat puur private opvattingen die niet veralgemeniseerd zijn ("Ik heb zin om daar een weg te leggen omdat ik daarheen moet") geen rol kunnen spelen in het publieke debat. Dat is ook het argument waarmee je schreeuwers en halve zolen (al dan niet met een meeuw in hun logo) van de discussie uitsluit. Op de marktplaats van ideëen spelen alleen redelijke opvattingen een rol.

Belangrijk is dat bovenstaande (mutatis mutandis) ook geldt voor grondrechten als ze als puur private rechten begrepen worden. Zeggen dat wij dieren al 4000 jaar op deze manier slachten is niet genoeg om mij de bemoeizucht van het lijf te houden van iemand die zich, begrijpelijkerwijs, zorgen maakt over dierenrechten en het ethisch gehalte van de samenleving. Zo iemand zou kunnen zeggen dat-ie geen boodschap heeft aan mijn traditie.

Veel beter lijkt het me daarom om grondrechten zoals we die tegenwoordig kennen te zien als gestolde redelijke opvattingen over overheidshandelen en de neutraliteit die daaruit spreekt. We hoeven het wiel niet elke keer opnieuw uit te vinden en elke keer uit te leggen dat voor een fatsoenlijke democratische samenleving het van belang is dat mensen zich kunnen uiten en dat er dus niet echt een redelijke opvatting over overheidshandelen te formuleren is die dit onmogelijk maakt. Alleen al om die reden zou het (maar dat is voor een andere keer) maar nauwelijks mogelijk moeten zijn om de uitingsvrijheid te beperken. 

Op dezelfde wijze geldt dat een neutrale, redelijke, overheid niet moet treden in wat mensen geloven en vinden. Als mensen denken dat God de wereld in zeven dagen heeft geschapen - dan zij dat zo. Tenzij dit betekent dat kinderen van een normale wetenschappelijke opleiding worden afgehouden. Hier blijkt dat hoewel in beginsel geldt dat de neutrale overheid redelijkerwijs niet kan treden in dit vlak er niettemin redenen denkbaar zijn waarom hij dit toch zou doen. Het veralgemeniseerde beginsel dat eenieder recht heeft op een deugdelijke intellectuele opvoeding gaat hier (mogelijkerwijs) boven het beginsel dat iedereen mag geloven waar hij zin in heeft en daarnaar mag handelen. Vrouwenbesnijdenis is in dit kader een nog veel beter voorbeeld - hier geldt denk ik zeker dat het recht op integriteit van het lichaam voorgaat.

Hoe het ook zij - in alle gevallen spelen de  deze discussies zich af binnen het recht. Er staan beginselen tegenover elkaar die deel uitmaken van dezelfde rechtsgemeenschap. Grondrechten zijn daarbij een nuttige leidraad en moeten - door hun voorname voorgeslacht - ook een bijzondere plaats hebben. Maar ze zijn geen troefkaart die alle andere afweging overbodig maakt. Dat is gezien het toevallige en open karakter van grondrechten maar goed ook. Anders zouden discussies vaak verzanden in de maar nauwelijks boeiende semantische vraag of iets een grondrecht is of gewoon heel belangrijk (denk aan: recht op privacy, recht op werk).

In de discussie over hoofddoekjes speelt bovenstaande geen rol . Het is immers duidelijk dat een neutrale, redelijk handelende overheid tot beide oordelen kan komen. Je kan geloof ik niet in redelijkheid zeggen dat de afgedwongen laïcité in Frankrijk per definitie niet redelijk is en de neutraliteits/redelijkheids-presumptie van de overheid geen recht doet. Je kan evenmin zeggen dat het omgekeerde het geval is. Voor beide standpunten zijn redelijke argumenten naar voren te brengen. Ik zou - met Snel - zeggen dat de balans daarbij moet doorslaan naar het toestaan en dat je je kan afvragen of de overheid er iets me opschiet om hier ook al wat van te vinden. Maar daar kunnen redelijke mensen in redelijkheid over discussiëren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten